In een recente zaak is het Hooggerechtshof van het Verenigd Koninkrijk ingeschakeld om vast te stellen of Uber-chauffeurs (de eisers) werknemers van Uber BV waren. Als het antwoord ja was, zouden de werknemers het recht hebben om onder de nationale minimumloonwet te vallen.
De Hoge Raad heeft op 19 februari 2021 uitspraak gedaan.
De zaak uitgelegd
Bij deze relatie zijn in principe drie partijen betrokken; Uber BV, een Nederlands bedrijf; Uber London Ltd, een dochteronderneming van Uber BV gevestigd in Londen; en de chauffeurs.
In de serviceovereenkomsten tussen Uber en de chauffeurs worden de chauffeurs aangeduid als zelfstandige contractanten en niet als medewerkers.
De Hoge Raad oordeelde dat de vraag of Uber-chauffeurs werknemers of werknemers van Uber waren – in de zin van wetgeving ter bescherming van werknemers – niet wordt bepaald door de gewone principes van het contractenrecht toe te passen op de voorwaarden van de overeenkomsten tussen de partijen.
Die contractuele bepalingen zijn (door Uber) ingevoegd met de bedoeling de werking van de arbeidswetgeving uit te sluiten.
De Hoge Raad onderzocht de relatie tussen Uber BV en de chauffeurs en oordeelde dat vanwege de mate van controle die Uber uitoefende over de chauffeurs, Uber BV de werkgever was.
Hoe besliste de rechtbank?
Om tot de conclusie te komen, heeft de rechtbank enkele van de volgende factoren in overweging genomen:
1. dat het door de chauffeurs gebruikte rijbewijs voor privévoertuigen op naam stond van Uber London;
2. de passagier neemt contact op met Uber voor vervoer, Uber schakelt op zijn beurt de chauffeur in om de passagier te vervoeren;
3. het tariefbedrag wordt vastgesteld door Uber;
4. de chauffeur volgt een Uber-training bij Uber;
5. de chauffeur is onderworpen aan de prestatienormen van Uber; en
6. er is geen direct contact tussen de passagier en de bestuurder.
Deze beslissing kan naar onze mening worden gevolgd door andere rechtbanken in andere jurisdicties. De implicaties van deze beslissing zijn niet alleen voor Uber, maar strekken zich ook uit tot die bedrijven die soortgelijke bedrijven als Uber exploiteren.
Het zal ongetwijfeld een doorbraak worden, niet alleen voor Uber maar ook voor andere bedrijven met eigen chauffeurs.
Een soortgelijke kwestie kwam voor de arbeidsrechtbank. Door het uitblijven van deelname aan de procedure met Uber BV was de rechter gedwongen zich te buigen over de relatie tussen Uber BV en de chauffeurs. De Arbeidsrechtbank kwam tot de conclusie dat de chauffeurs contracten hadden gesloten met Uber BV en dat hun vordering mogelijk bij Uber BV lag.
Volgens de Arbeidsrechtbank had de commissaris het door Uber SA opgeworpen gerechtelijke bezwaar moeten handhaven omdat er geen contract was tussen Uber SA en de chauffeurs.