De Oegandese mensenrechtenadvocaat Nicholas Opiyo heeft de Mensenrechtentulp 2021 in ontvangst mogen nemen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken reikt de eer uit, die gepaard gaat met een geldbedrag van 100.000 euro om de ontvanger te helpen zijn werk voort te zetten of uit te breiden.
Opiyo verzette zich tegen een controversiële anti-homowet die een levenslange gevangenisstraf voor homoseksualiteit bevatte. Volgens het ministerie speelde de mensenrechtenverdediger ook een belangrijke rol bij het strafbaar stellen van marteling in zijn land. Zijn werk leidt er vaak toe dat hij wordt beschuldigd van criminele schendingen zonder bewijs om de beschuldigingen te staven, en hij wordt vaak nauwlettend gevolgd door veiligheidstroepen. “Mensenrechtenactivisten zien de aanklacht tegen Nicholas als een manier om zijn werk als mensenrechtenadvocaat te belemmeren. Zelfs in de gevangenis gebruikte hij zijn tijd om met gevangenen te praten die advies vroegen”, aldus het ministerie.
“Zijn werk heeft de LHBTI-gemeenschap in Oeganda sterker gemaakt, wetende dat er bondgenoten zijn die hen steunen”, zegt demissionair minister van Buitenlandse Zaken Ben Knapen.
Opiyo versloeg twee andere finalisten voor de prijs. Nunca Más is de naam van een groep activisten die opkomen voor de mensenrechten in Nicaragua. Samen documenteerden ze meer dan 400 gevallen van ernstige mensenrechtenschendingen, aldus het ministerie. De andere finalist is de Russische advocaat Mari Davtyan die opkomt voor de veiligheid van vrouwen in Rusland. Naast het vertegenwoordigen van vrouwen in uitdagende en complexe gevallen van huiselijk geweld, leidt ze ook het Consortium of Women’s NGO’s. “De organisatie geeft cursussen over vrouwenrechten aan advocaten en politie en helpt slachtoffers met hun rechtszaken”, vervolgt het ministerie.
Vorig jaar ging de Mensenrechtentulp naar Lilit Martirosyan die opkomt voor transgenders en sekswerkers in Armenië. “Sinds het winnen van de Mensenrechtentulp in 2020 voel ik me sterker en meer beschermd, wetende dat de Nederlandse overheid aan mijn kant staat en dat ik niet langer alleen op deze reis sta”, zegt ze in een persbericht van het ministerie.
